50 JAAR DWARSLOPEN:
50 PORTRETTEN VAN VRIJE HOGESCHOOL ALUMNI

Nelleke Geel

Nelleke Geel (1966) is sinds 2019 directeur van uitgeverij Meridiaan. Bij deze kleine uitgeverij verschenen o.a. in 2020 het langverwachte slotdeel van de Cromwell-trilogie 'De spiegel & het licht' van Hilary Mantel en de veelgelezen romans van Nino Haratischwili. Mantel ontving de Booker Prize en Haratischwili is wat ons betreft een kandidaat. Nelleke woont in Amsterdam. Ze was Vrije Hogeschool student van 1984-1985.

Hilary Mantel kaapte ik weg voor alle concurrenten, vier uur voordat ze de prestigieuze Man Booker Prize ontving.

Interview door Joan Zijerveld

Nelleke Geel was eind twintig toen ze in Barcelona Jordy ontmoette. Zijn stoornis ontdekte ze toen ze met hem samenwoonde. Ze leerde voor zichzelf te kiezen en heeft nu een eigen uitgeverij met bekende buitenlandse schrijvers zoals Hillary Mantel.

Ik was een van de weinige studenten Spaanse Taal- en Letterkunde die interesse had in een buitenlandse studiebeurs in Barcelona. Ik woonde van mijn derde tot mijn tiende levensjaar met mijn familie in Indonesië. Terug in Nederland was de cultuurschok maximaal. Ik begreep niks van Nederlanders. De studiebeurs was een mogelijkheid om weer naar het buitenland te gaan, die greep ik met beide handen aan. Door de rommelige daken met antennes, dakterrassen en het leven buiten de deur voelde Barcelona als halverwege Indonesië.

Tijdens mijn studie in Amsterdam deed ik fanatiek aan aerobic. De aerobicsinstructrice leerde me lesgeven, zodat ik in Barcelona op een sportschool kon werken. Zo had ik in ieder een basisinkomen. Daarnaast deed ik leeswerk in Duits, Engels, Nederlands voor Spaanse uitgeverijen. Een vaste baan vinden was moeilijk. Helemaal in de uitgeefwereld. Maar wilde ik nooit meer terug naar Nederland.

Na een paar jaar in de stad ontmoette ik Jordi. Een Spaanse man met een bipolaire stoornis. Tenminste, daar leek het op. Toen we samenwoonden ontdekte ik pas de heftigheid van zijn stemmingen. Ik ben nooit bang voor hem geweest, maar om twaalf uur ‘s nachts werd wit ineens zwart. Een onderwerp waar we eerder hard om lachten, was een uur later aanleiding tot ruzie.

In februari 1997 ging ik naar Nederland voor mijn moeder haar 60ste verjaardag. Op het feestje vroeg een goede vriend: ‘En? Ben je een beetje gelukkig?’ In die week bij mijn ouders ben ik ingestort. Ik kon geen pen meer oppakken. Om te voorkomen dat Jordi zijn stemming zou omslaan, had ik drie jaar lang elke dag alle mogelijke obstakels uit de weg geruimd. Ik was bekaf.

Eindeloze telefoontjes van Jordi volgden, maar het lukte me niet om aan de telefoon komen. Maanden later heb ik, geholpen door een vriendin en haar vriend, mijn spullen en twee van de drie katten opgehaald. Er volgden nog jarenlang telefoontjes, brieven, e-mails. Ik probeerde een normale vorm van contact te houden, en toch moest ik er uiteindelijk een streep onder zetten.

Samen met een vriendin en haar vriend haalde ik twee van de drie katten bij hem op.

Heeft het jaar op de Vrije Hogeschool invloed gehad op de manier waarop je hiermee bent omgegaan?

Zonder dat jaar op de Vrije Hogeschool had ik waarschijnlijk nog langer geprobeerd om samen te blijven. Vanuit een groter plichtsbesef. Ik zou met lood in de schoenen terug naar Barcelona zijn gegaan. Het verschil met het verlegen tienermeisje van de middelbare school, is dat ik mezelf gunde om niet verder de barre strijd aan te gaan.

Wie was je voordat je naar de Vrije Hogeschool ging?

Op de middelbare school was ik zoekend naar mijn plek. Ik kende eigenlijk alleen Indonesië en begreep Nederlandse kinderen niet. Ze waren in mijn ogen groot en mondig. Constant tastte ik mijn omgeving af. Mijn verlegenheid hielp niet. Ik had ook last van somberheid. Depressie is een te zwaar woord. In bepaalde periodes sliep ik veel om er niet te zijn. En lezen, dat werkte ook. Gelukkig had de decaan van het CSG Augustinus college een goede kijk op leerlingen, zij gaf me in het examenjaar een folder van De Vrije Hogeschool.

Hoe herinner je de periode op de Vrije Hogeschool?

Hoewel ‘84-‘85 lang geleden is, zijn er mensen die ik nog steeds spreek. We organiseerden eindeloos veel feesten. De gesprekken binnen de mentorgroep waren intens. In vergelijking met andere mentorgroepen waren we een serieuze groep. Van de verhalen van anderen stond ik soms wel te kijken, zo heftig. Wist ik veel. Er waren bijvoorbeeld studenten met eetstoornissen, zoals boulimia. Dat het na het eten druk was bij de meisjestoiletten, ging lang volstrekt langs me heen.

Ik was bezig met mezelf en had een lijstje van eigen doelen, spreken in het openbaar bijvoorbeeld.  Tegen het einde van het jaar hadden we wel genoeg van het antroposofische. Onze groep was uitgekeken op boetseren, etsen en met name euritmie. Maar de woorden van mijn mentor vergeet  ik nooit meer: ‘Nel, de periodieke somberheid die je ervaart hoort bij je. Die verdwijnt niet, je leert ermee omgaan.’

Hoewel ‘84-‘85 lang geleden is, zijn er mensen die ik nog steeds spreek.

En, is dat gelukt?

Ik ben een laatbloeier en kan er inderdaad beter mee omgaan. Inmiddels weet ik dat ik niet hele dagen achter mijn bureau moet zitten en dat bewegen belangrijk is. Ik leerde om voor mezelf te kiezen en met moeilijke mensen omgaan. Ook door het vele werken in de horeca. Dat bleek later reuze nuttig, want ik werkte weleens samen met mensen me wie anderen - naar ik soms pas later begreep - moeite hadden.

Toen ik vertrok uit Barcelona en in Nederland ging wonen, kreeg ik een baan bij een literair agent. Het betaalde slecht, maar ik leerde de duvel en zijn ouwe moer kennen. Daarna werkte ik voor grotere uitgeverijen zoals Prometheus, Sirene en later Signatuur. Boeken uitgeven is met regelmaat spannend bijvoorbeeld toen ik Hilary Mantel wegkaapte voor alle concurrenten, vier uur voordat ze de prestigieuze Man Booker Prize ontving.

Mijn huidige rol als uitgever en eigenaar van Meridiaan past bij me omdat ik me inhoudelijk kan verdiepen in buitenlandse literatuur, de makers daarvan, en tegelijkertijd een bedrijf overeind houd. Ik probeer schrijvers altijd persoonlijk te leren kennen en bakte bijvoorbeeld eieren voor Guillermo Arriaga, terwijl hij 250 boeken signeerde aan de houten keukentafel, en Nino Haratischwili logeerde tien dagen in mijn appartement met baby en babysitter. Toch veel prettiger dan een hotelkamer? Zelf verkas ik dan naar het huis van mijn man vijf minuten fietsen verderop. 

Ik vind het gewoon, dat ik weet wie iemand is voor zijn of haar boeken bij Meridiaan uitkomen. Bij andere uitgeverijen krijgen buitenlandse auteurs vaak niet zoveel persoonlijke aandacht als binnenlandse auteurs. Persoonlijk contact met schrijvers communiceert makkelijker, en het maakt het zo veel leuker. De boekenpodcast van Ellen Deckwitz en Joost de Vries met Hilary Mantel is in mijn huiskamer opgenomen. Heerlijk.

Een ander moment waarop ik een belangrijke keuze maakte - niet zo heftig als de eerste - kwam in 2010. Of ik de managerskant in het uitgeversvak op wilde? In die periode bezocht ik Barcelona voor een werkbezoek en sprak ik een kennis, een Duitse journalist. Zij vroeg me: ‘Waar denk je dat je straks met plezier op terugkijkt? Alle vergaderingen, of persoonlijke contacten met schrijvers?’ Een eyeopener. Ging ik voor een managementpositie met bijbehorend salaris, of bleef ik ‘dicht bij de boeken en auteurs’? Het laatste. Zelfstandig uitgever past me het beste. Meridiaan Uitgevers staat niet in de bestseller60, maar dat vind ik nu minder belangrijk. Een nieuwe schrijver ontdekken is veel leuker.

Meer portretten