50 JAAR DWARSLOPEN:
50 PORTRETTEN VAN VRIJE HOGESCHOOL ALUMNI

Michel Rog

Michel Rog (1973) woont in Haarlem met zijn vrouw en twee kinderen. Hij volgde in 1990-1991 een tussenjaar op Vrije Hogeschool en is bij de school betrokken als lid van de Raad van Advies. Michel was lid van de Tweede Kamer voor het CDA en trad in november 2021 af als Wethouder van Financiën, Sport en Openbare Ruimte in Haarlem.

Ik ben geen zielloze robot die alleen maar beleid uitvoert zonder zijn ware ik daarin te betrekken.

Interview door Anne Lutters

Michel Rog begint zijn politiek carrière ‘belachelijk jong’. Op zijn dertiende wordt hij lid van de Jonge Democraten en stroomt ‘logischerwijs’ door naar D66. Toch kiest hij voor de partij waar hij zich beter thuis voelt, het CDA. Na achtenhalf jaar Tweede Kamer, verruilt hij Den Haag voor de gemeentepolitiek in Haarlem. Eind 2020 begon hij daar als wethouder van financiën, sport en openbare ruimte. Michel treedt een jaar later af nadat hij in een tweet zijn steun betuigt aan staatssecretaris Mona Keijzer. Zij werd ontslagen vanwege haar kritiek op de coronapas.

Hoe belandde je in de politiek?

Ik was docent maatschappijleer en dat was leuk, maar niet genoeg. Ik wilde zelf doen waar ik les over gaf. Dat kon toen ik vakbondsbestuurder werd bij De Unie. Een paar jaar later kwamen de vakbonds- en onderwijservaring écht samen. Ik ging aan de slag bij CNVOnderwijs, waar ik na twee jaar voorzitter werd. In die hoedanigheid kwam ik vaak in de Tweede Kamer. Daar zag ik politici spreken over onderwijs, zonder dat ze er ook maar enige affiniteit toonden. Ik stoorde mij daar mateloos aan en dacht: ik wil zelf die Kamer in. En dat is gelukt. Tot de dag van vandaag ben ik dankbaar hoe ik samen met schoolbesturen, docenten en leerlingen het onderwijs heb kunnen verbeteren.

Je was eerder lid van D66. Daarna koos je voor het CDA. Hoe zit dat?

Ik wilde altijd opkomen voor belangen van mensen. Ik wilde in het midden beginnen,daarom koos ik op mijn dertiende voor de Jonge Democraten.Ik stroomde door naar D66. Ik kwam erachter dat de partij voor mij bestond uit een te homogene groep van hoogopgeleide stedelingen. Ik voelde een ideologische leegte. Ze richtten zich met name op het individu en niet op de samenleving als geheel. Daarnaast wilde een grote stroming binnen D66 af van de vrijheid van onderwijs. Ze wilden enkel openbaar onderwijs toestaan. Daarmee perkten ze vrijheden in en dat stootte me af. In 2006 heb ik mijn lidmaatschap opgezegd.

Het CDA richt zich wél op de gemeenschap. De partij staat voor solidariteit, gespreide verantwoordelijkheid en keuzevrijheid. Ik wil geen verstikkende overheid die haar burgers van alles voorschrijft. Rentmeesterschap is ook een prachtig begrip, hoewel ik dat in de huidige koers van mijn partij niet altijd terugzie... Ik vond de kernwaarden die ik zocht bij het CDA. Ik voelde me thuis bij die club.

We hebben steeds meer partijen, steeds
minder mensen voelen zich gerepresenteerd.

Na achtenhalf jaar kamerlidmaatschap voor het CDA was het genoeg?

In Den Haag droeg ik bijna negen jaar bij met veel plezier aan beter onderwijs. Tegelijkertijd was die wereld ook ontzettend gericht op korte termijnscoren: ‘Hoeveel moties heb jij ingediend? Wie is het eerst bij de media?’ Dat maakt het competitief in plaats van coöperatief. Er is weinig ruimte voor samenwerken. Polarisatie viert hoogtij. Dat werd de afgelopen jaren alleen maar erger. Ik denk dat mensen daardoor totaal afhaken. We hebben steeds meer partijen, steeds minder mensen voelen zich gerepresenteerd. Dat maakt me verdrietig. Het was tijd voor wat anders.

Twee weken geleden trad je af als wethouder in Haarlem. Hoe gaat het nu met je?

Het valt me zwaar. Sowieso valt het coronabeleid me zwaar. We hebben daar nu bijna twee jaar last van. Kijk, het virus is er en heeft veel schade gebracht. Mensen zijn overleden of langdurig ziek geweest. In het begin werd gezegd: ‘Met vijftig procent van de kennis moeten we honderd procent van de beslissingen nemen.’ Inmiddels richt het beleid zich op vaccinatiedwang en niet op virusindamming.

Ik had al moeite met eerdere beleidskeuzes. Bijvoorbeeld met de schoolsluiting. Mijn partijgenoot zei: ‘We doen dit omdat we ouders thuis willen houden.’ Dat gebeurt dus over de ruggen van kinderen. Uiterst pijnlijk. Voor mij staat het belang van kinderen altijd voorop.Vervolgens greep de overheid met de avondklok diep in, de persoonlijke vrijheden van mensen kwamen in het geding. De overheid schreef voor met hoeveel mensen jij precies thuis mag zijn. In de eerste proeve van de coronawet stond zelfs dat het huisrecht getreden kon worden bij handhaving. Toen was ik nog Kamerlid. Ik heb meteen aangegeven dat ik zou tegenstemmen als dat erin kwam. Dat ga ik echt niet meemaken.

De overheid mag mensen niet degraderen tot tweederangs burgers. Dat de minister tegen een ongevaccineerde coronapatiënt in Leeuwarden zegt: ‘Jij ligt op een bed van iemand anders.’ Daar kan ik niet bij. Inmiddels zitten we met de coronapas nog verder onder de grens van beschaving. Mensen mogen medische behandelingen weigeren. Dat recht hebben zij.

Dat de minister zegt: ‘Jij ligt op een bed van iemand anders.’
Daar kan ik niet bij.

De overheid sluit mensen uit. Zij kunnen niet meer aan alledaagse sociale activiteiten deelnemen zonder coronapas. En voor kinderen doet dat nog het meeste pijn. Bijvoorbeeld als je laatste twee lesuren uitvallen. Je kunt dan niet mee naar de bioscoop. Je sport drie keer in de week en mag geen limonade drinken in de pauze.

Ik diende de overheid negen jaar. Soms houdt de overheid zich te veel bezig met wat zij denkt dat goed is voor burgers. De overheid probeerde altijd het goede doen en zelfreinigend te zijn. Helaas, diezelfde overheid voedt nu de polarisatie. Er komt beleid dat werkgevers stimuleert werknemers naar hun vaccinatiestatus te vragen. Dat gaat niemand wat aan. Ik ben teleurgesteld in de overheid die ik diende. Daar sprak ik me over uit.

Je sprak je openlijk uit toen Mona Keijzer werd ontslagen, waarom?

Mona was iemand die een stem gaf aan wat ik zelf ook vond. Er is te weinig discussie over dit onderwerp. Ook binnen mijn eigen partij. Ik zou mezelf niet meer in de spiegel kunnen aankijken als ik haar geen hart onder de riem had gestoken. Ik moest laten zien dat zij medestanders heeft.

Mijn tweet leidde meteen tot meer reuring dan ik verwachtte. Ik weet dat ik oud-Kamerlid ben en ik weet dat dit gevoelig ligt in mijn partij. Ik weet ook dat de Haarlemse Raad zich overal druk om maakt. Natuurlijk wist ik dat het wat los zou maken, ik had niet gedacht dat het mijn kop zou kosten. Ik ben geen zielloze robot die alleen maar beleid uitvoert zonder zijn ware ik daarin te betrekken. Natuurlijk erken ik de wet en voer ik beleid uit. Dat is mijn taak als wethouder. Dat mensen het met me oneens zijn, dat vind ik geen probleem. Ik had niet verwacht dat de ruimte om het gesprek te voeren mij ontnomen werd.

Ik maakte aantekeningen voor mijn verdediging in het raadsdebat. Daarin stond ook een citaat van Voltaire: ‘Ik verafschuw wat u zegt, maar ik zal uw recht om het te zeggen met mijn leven verdedigen.’ Ik wil die ruimte voelen. Ook binnen de Raad en het College. Ik wil mijn zorgen kunnen uiten over de coronapas zonder daarvoor afgestraft te worden. Helaas, was het debat hard en persoonlijk. Eigenlijk werd ik meteen gecanceld. Raadsleden zetten je weg als wappie. Er bestaat geen ruimte voor existentiële twijfel. Uiteindelijk heb ik het citaat niet gebruikt.

Mis je ook ruimte binnen jouw partij?

Ik heb moeite met het coronabeleid en ik worstel met de omgang van het CDA met Pieter Omtzigt. Het komt erop neer dat hij zich weggepest voelt. Dat doet me pijn. Ik voel aarzelingen verdriet over de koers van mijn partij. Als kamerleden zich iets meer kunnen profileren binnen hun partij, hebben we geen twintig partijen nodig. Toch kies ik voor bepaalde kernwaarden in de politiek. Je hoeft het niet honderd procent met alles eens te zijn. Ik ben het bijvoorbeeld ook niet altijd eens met het CDA-landbouwbeleid. Er moet ruimte zijn voor verschil van mening. Als die ruimte er niet is, is het moeilijk om enthousiast lid te blijven.

In hoeverre heeft de Vrije Hogeschool (VH) bijgedragen aan de keuzes die je hebt gemaakt?

Op de VH konden we een beetje uit de schoolse kaders breken die ik kende van de havo. Daar heb ik mezelf en de wereld kunnen ontdekken. Het was echt een les in leven, een jaar dat eraan heeft bijgedragen dat ik geworden ben wie ik nu ben. Na dat jaar ben ik gaan studeren en voelde het alsof ik weer ‘terug naar school’ ging. Het is een wezenlijk jaar in mijn leven geweest waar ik nog vaak aan terugdenk. Ik heb nog wel tien jaar heimwee gehouden naar de VH, spijt dat dat jaar voorbij was. Bizar gewoon, maar het is echt waar! Het belang dat ik hecht aan de ruimte om tegen te kunnen spreken, dwars te mogen lopen en vrij te kunnen denken, is iets waaraan de VH zeker heeft bijgedragen.

Hoe ziet de toekomst eruit?

Ik ben voor het CDA tot lijsttrekker gekozen bij de gemeenteraadsverkiezingen in maart volgend jaar. Ik ga dat niet doen. Dat wil ik mijzelf en de partij niet aandoen. Dus nu, voor het eerst in mijn leven, heb ik geen idee wat ik ga doen. Over kruispunten gesproken... Ik probeer uit deze fase ook weer energie en verwondering te halen. Ik vind het spannend. Toch is de rust die ik nu heb ook een cadeautje. Ik ga zo bijvoorbeeld met een vriend een strandwandeling maken, uitwaaien. Daar is nu ruimte voor.

Meer portretten